Magritte schilderde The Son of Man als een zelfportret. Het schilderij bestaat uit een man in een overjas en een bolhoed die voor een korte muur staat, waarachter de zee en een bewolkte hemel is. Het gezicht van de man wordt grotendeels verduisterd door een zwevende groene appel. De ogen van de man kunnen echter over de rand van de appel worden gezien. Een ander subtiel kenmerk is dat de linkerarm van de man bij de elleboog naar achteren lijkt te buigen.
Over het schilderij zei Magritte:
Tenminste het verbergt het gezicht gedeeltelijk. Nou, dus je hebt het schijnbare gezicht, de appel, die het zichtbare maar verborgen, het gezicht van de persoon verbergt. Het is iets dat constant gebeurt. Alles wat we zien, verbergt iets anders, we willen altijd zien wat verborgen is door wat we zien. Er is interesse in dat wat verborgen is en wat het zichtbare ons niet laat zien. Deze interesse kan de vorm aannemen van een behoorlijk intens gevoel, een soort conflict, zou je kunnen zeggen, tussen het zichtbare dat verborgen is en het zichtbare dat aanwezig is. “
Aan het begin van 1946 schilderde Margritte zowel in zijn realistische als in zijn impressionistische stijl. Sommige van zijn werken, zoals The Son of Man, waren al op weg naar extremere kleuren. Deze extreme stijl, dichter bij sommige van Van Goghs schilderijen, zou eind 1947 versnellen toen hij werd uitgenodigd voor zijn eerste solotentoonstelling in Parijs in de Galerie du Faubourg in mei 1948. Vandaag de dag, samen met Persistence of Memory van Salvador Dali, is The Son of Man het meest iconische beeld van de surrealistische beweging geworden.
Foto van The Son of Man door Rene Magritte