Neoclassicisme is de beweging uit de 18e en 19e eeuw die zich in Europa ontwikkelde als reactie op de excessen van barok en rococo. De beweging probeerde terug te keren naar de klassieke schoonheid en pracht van het oude Griekenland en het Romeinse rijk. Neoklassieke kunst is gebaseerd op eenvoud en symmetrie en is geïnspireerd op de Duitse kunsthistoricus Johann Joachim Winckelmann die vond dat kunst zich moest richten op de ideale vormen en schoonheid van de Griekse kunst. Zoals hij schreef:
“De enige manier waarop we groots kunnen worden, misschien wel onnavolgbaar, is door de ouden te imiteren.”
De heropleving van artistieke canons uit de klassieke oudheid kwam voort uit de bewondering voor renaissancekunst, evenals de verlichting en de vroegere klassieke schilderkunst van de Franse kunstenaar Nicolas Poussin, maar ook uit een ontevredenheid over rococo en over de overweldigende barokke stijl. Waar romantische kunstenaars de wreedheid en vitaliteit van actie probeerden te schilderen, wilden neoklassieke schilders de schoonheid en de harmonie van een onderwerp weergeven. Ze combineren een idealistische stijl, gebruikmakend van perspectief met drama en kracht volgens Winckelmanns definitie van de beweging als “nobele eenvoud en kalme grootsheid”. Neoklassieke werken zijn daarom serieus, emotieloos en heroïsch. Terughoudendheid en eenvoud, samen met een nauwkeurige weergave en nauwe overeenstemming tussen duidelijke vorm en nobele inhoud, zijn de belangrijkste kenmerken van neoclassicisme.
Neoclassicisme werd aanvankelijk in Rome ontwikkeld, maar zijn populariteit verspreidde zich in de 18e eeuw over heel Europa dankzij de Grand Tour; de reis waarin Europese studenten het continent rondreisden. Op dat moment begonnen de grote collecties oudheden te worden ontdekt en opnieuw geëvalueerd en verspreidde zich een neoklassieke heropleving over Europa. Veel Europese kunststudenten die de Grand Tour hadden gemaakt, keerden zelfs vanuit Italië terug naar hun land met de herontdekte Grieks-Romeinse idealen. De neoklassieke beweging omvatte de decoratieve en beeldende kunst, literatuur, theater, muziek en architectuur en bleef evolueren tot het begin van de 19e eeuw toen het begon te concurreren met de beweging van de romantiek. Lees meer over de beweging in History of Neoclassicism.