Elk zeeschip dat energie haalt uit een door stoom aangedreven motor kan een stoomboot worden genoemd. De term beschrijft echter meestal het soort vaartuig dat wordt voortgestuwd door het draaien van door stoom aangedreven schoepenrad en dat in de 19e eeuw vaak op rivieren in de Verenigde Staten werd aangetroffen. Deze boten maakten gebruik van de stoommachine die in het begin van de 18e eeuw werd uitgevonden door de Engelsman Thomas Newcomen en later werd verbeterd door James Watt uit Schotland. Verschillende Amerikanen hebben zich ingespannen om deze technologie toe te passen op maritieme reizen. De Verenigde Staten breidden zich destijds landinwaarts uit vanaf de Atlantische kust. Er was behoefte aan efficiënter riviertransport, aangezien er veel spierkracht voor nodig was om een vaartuig tegen de stroom in te bewegen.
In 1787 demonstreerde John Fitch een werkend model van het stoombootconcept op de Delaware-rivier. Het eerste echt succesvolle ontwerp verscheen twee decennia later. Het werd gebouwd door Robert Fulton met de hulp van Robert R. Livingston, de voormalige Amerikaanse minister van Frankrijk. Het vaartuig van Fulton, de Clermont, maakte zijn eerste reis in augustus 1807 en voer de Hudson River op van New York City naar Albany, New York, met een indrukwekkende snelheid van acht kilometer (vijf mijl) per uur. Fulton begon toen met het maken van deze rondreis op regelmatige basis voor betalende klanten.
Na deze introductie groeide het stoombootverkeer gestaag langs de rivier de Mississippi en andere riviersystemen in het binnenland van de Verenigde Staten. Er waren talloze soorten stoomboten die verschillende functies hadden. Het meest voorkomende type langs zuidelijke rivieren was de pakketboot. Pakketboten vervoerden zowel menselijke passagiers als commerciële vracht, zoals balen katoen van zuidelijke plantages. Vergeleken met andere soorten vaartuigen die in die tijd werden gebruikt, zoals platbodems, kielboten en binnenschepen, verminderden stoomboten zowel de tijd als de kosten voor het verzenden van goederen naar verre markten aanzienlijk. Om deze reden waren ze enorm belangrijk in de groei en consolidatie van de Amerikaanse economie vóór de burgeroorlog.
Stoomboten waren een redelijk gevaarlijke vorm van transport vanwege hun constructie en de aard van hoe ze werkten. De ketels die gebruikt werden om stoom te maken, explodeerden vaak als ze te veel druk opbouwden. Soms zorgden puin en obstakels – boomstammen of keien – in de rivier ervoor dat de boten zinken. Dit betekende dat stoomboten een korte levensduur hadden van gemiddeld slechts vier tot vijf jaar, waardoor ze minder kosteneffectief waren dan andere vormen van transport.
In de latere jaren van de 19e eeuw werden grotere stoomschepen gewoonlijk gebruikt om steek de Atlantische Oceaan over. De Great Western, een van de eerste zeeschepen met stoomaandrijving, was groot genoeg voor meer dan 200 passagiers. Stoomschepen werden de overheersende voertuigen voor zowel de transatlantische vrachtvaart als voor passagiersvervoer. Miljoenen Europeanen emigreerden aan boord van stoomschepen naar de Verenigde Staten.
Tegen 1900 hadden de spoorwegen de stoomboten allang overtroffen als de dominante vorm van commercieel vervoer in de Verenigde Staten. De meeste stoomboten gingen uiteindelijk met pensioen, behalve een paar elegante showboten die tegenwoordig als toeristische attracties dienen.