Functionalisme, ook wel structureel-functionele theorie genoemd, beschouwt de samenleving als een structuur met onderling verbonden onderdelen, ontworpen om te voorzien in de biologische en sociale behoeften van de individuen in die samenleving. Functionalisme kwam voort uit de geschriften van de Engelse filosoof en bioloog Hebert Spencer (1820–1903), die overeenkomsten zag tussen de samenleving en het menselijk lichaam; hij voerde aan dat net zoals de verschillende organen van het lichaam samenwerken om het lichaam te laten functioneren, de verschillende delen van de samenleving samenwerken om de samenleving te laten functioneren (Spencer 1898). De delen van de samenleving waar Spencer naar verwees waren de sociale instellingen of patronen van overtuigingen en gedragingen gericht op het voorzien in sociale behoeften, zoals overheid, onderwijs, gezin, gezondheidszorg, religie en de economie.
Émile Durkheim, een andere vroege socioloog, paste de theorie van Spencer toe om uit te leggen hoe samenlevingen in de loop van de tijd veranderen en overleven. Durkheim geloofde dat de samenleving een complex systeem is van onderling verbonden en onderling afhankelijke delen die samenwerken om de stabiliteit te behouden (Durkheim 1893), en dat de samenleving bijeen wordt gehouden door gedeelde waarden, talen en symbolen. Hij geloofde dat een socioloog om de samenleving te bestuderen verder moet kijken dan individuen naar sociale feiten zoals wetten, moraal, waarden, religieuze overtuigingen, gebruiken, mode en rituelen, die allemaal dienen om het sociale leven te beheersen. Alfred Radcliff-Brown (1881-1955) definieerde de functie van elke terugkerende activiteit als de rol die deze speelde in het sociale leven als geheel, en daarmee de bijdrage die deze levert aan sociale stabiliteit en continuïteit (Radcliff-Brown 1952). In een gezonde samenleving werken alle onderdelen samen om de stabiliteit te behouden, een toestand die door latere sociologen zoals Parsons (1961) dynamisch evenwicht wordt genoemd.
Durkheim geloofde dat individuen de samenleving kunnen vormen, maar om de samenleving te bestuderen moeten sociologen verder kijken dan individuen naar sociale feiten. Sociale feiten zijn de wetten, moraal, waarden, religieuze overtuigingen, gebruiken, modes, rituelen en alle culturele regels die het sociale leven beheersen (Durkheim 1895). Elk van deze sociale feiten dient een of meer functies binnen een samenleving. De ene functie van de wetten van een samenleving kan bijvoorbeeld zijn om de samenleving tegen geweld te beschermen, terwijl een andere functie is om crimineel gedrag te bestraffen, terwijl een andere functie is om de volksgezondheid te beschermen.
Een andere bekende structurele functionalist, Robert Merton (1910– 2003), wezen erop dat sociale processen vaak veel functies hebben. Manifeste functies zijn de gevolgen van een sociaal proces waarnaar wordt gezocht of waarop wordt geanticipeerd, terwijl latente functies de ongezochte gevolgen zijn van een sociaal proces. Een duidelijke functie van het hbo-onderwijs is bijvoorbeeld het opdoen van kennis, het voorbereiden op een carrière en het vinden van een goede baan die van dat onderwijs gebruikmaakt. Latente functies van je studententijd zijn onder meer het ontmoeten van nieuwe mensen, deelnemen aan buitenschoolse activiteiten of zelfs het vinden van een echtgenoot of partner. Een andere latente functie van het onderwijs is het creëren van een hiërarchie van werkgelegenheid op basis van het bereikte opleidingsniveau. Latente functies kunnen gunstig, neutraal of schadelijk zijn. Maatschappelijke processen die ongewenste gevolgen hebben voor het functioneren van de samenleving worden disfuncties genoemd. Voorbeelden van disfunctioneren in het onderwijs zijn onder meer slechte cijfers halen, spijbelen, voortijdig schoolverlaten, niet afstuderen en geen passend werk vinden.
Bring It Home
Bekijk de volgende video voor bekijk meer toepassingen van de structureel-functionele theorie.
Klik op de afbeelding om de video in een nieuw tabblad.
Kritiek
Een punt van kritiek op de structureel-functionele theorie is dat het sociale verandering niet adequaat kan verklaren. Ook problematisch is het enigszins circulaire karakter van deze theorie; Aangenomen wordt dat repetitieve gedragspatronen een functie hebben, maar we beweren te weten dat ze alleen een functie hebben omdat ze worden herhaald. Bovendien kunnen disfuncties aanhouden, ook al hebben ze geen functie, wat schijnbaar in tegenspraak is met het uitgangspunt van de theorie. Veel sociologen zijn nu van mening dat functionalisme niet langer bruikbaar is als theorie op macroniveau, maar dat het wel een nuttig doel dient in sommige analyses op middenniveau.
A Global Cultuur?
Sociologen over de hele wereld kijken goed naar tekenen van wat een ongekende gebeurtenis zou zijn: de opkomst van een wereldwijde cultuur. In het verleden brachten rijken zoals die in China, Europa, Afrika en Midden- en Zuid-Amerika bestonden, mensen uit veel verschillende landen met elkaar in verband, maar die mensen werden zelden onderdeel van een gemeenschappelijke cultuur.Ze woonden te ver van elkaar, spraken verschillende talen, beoefenden verschillende religies en verhandelden weinig goederen. Tegenwoordig hebben de toenemende communicatie, reizen en handel de wereld veel kleiner gemaakt. Steeds meer mensen kunnen direct met elkaar communiceren – waar ze zich ook bevinden – via telefoon, video en sms. Ze delen films, televisieprogrammas, muziek, games en informatie via internet. Studenten kunnen studeren met docenten en leerlingen van de andere kant van de wereld. Regeringen vinden het moeilijker om de omstandigheden in hun land te verbergen voor de rest van de wereld.
Sociologen onderzoeken veel verschillende aspecten van deze potentiële mondiale cultuur. Sommigen onderzoeken de dynamiek die betrokken is bij de sociale interacties van mondiale online gemeenschappen, bijvoorbeeld wanneer leden een nauwere verwantschap voelen met andere groepsleden dan met mensen die in hun eigen land wonen. Andere sociologen bestuderen de impact die deze groeiende internationale cultuur heeft op kleinere, minder machtige lokale culturen. Weer andere onderzoekers onderzoeken hoe internationale markten en de uitbesteding van arbeid sociale ongelijkheden beïnvloeden. Sociologie kan een sleutelrol spelen in het vermogen van mensen om de aard van deze opkomende mondiale cultuur te begrijpen en hoe erop te reageren.