Dit vers zet de metafoor voort van een persoon met een plank in zijn eigen oog die iemand bekritiseert vanwege een vlekje in het oog van die persoon. In dit vers stelt Jezus dat moet eerst de plank verwijderen voordat je verder gaat met het verwijderen van de vlek. Dit vers maakt duidelijk dat het het toppunt van hypocrisie is om op een kleine fout (zonde) in een ander te wijzen als je zonden veel erger zijn. Jezus maakte altijd duidelijk dat oordelen was om worden gedaan door de Vader, en mensen moeten zich bezighouden met het gereed maken van hun eigen ziel voor aanvaarding in het koninkrijk van God. De focus moet altijd op iemands eigen fouten liggen, niet op die van de naaste. Dergelijke hulp mag alleen worden gegeven, echter, zodra de eigen veel grotere problemen zijn aangepakt. Aangezien mensen altijd feilbaar zijn, zouden uw eigen redding en gerechtigheid uw aandacht moeten zijn, en niet het zoeken naar fouten bij anderen.
De implicatie is dat het voor iemand onmogelijk is om ooit zijn eigen tekortkomingen volledig op te ruimen, en daarom zal de gelegenheid om anderen te beoordelen nooit voorkomen. Hill ziet deze verklaring als in dezelfde geest als de beroemde leer van “Hij die zonder zonde is” in Johannes 8: 7.