91 – 100 Geen symptomen. Superieur functioneren bij een breed scala aan activiteiten, de problemen van het leven lijken nooit uit de hand te lopen, wordt door anderen gezocht vanwege zijn of haar vele positieve eigenschappen.81 – 90 Afwezige of minimale symptomen (bijv. Milde angst voor een examen ), goed functionerend op alle gebieden, geïnteresseerd in en betrokken bij een breed scala aan activiteiten, sociaal effectief, over het algemeen tevreden met het leven, niet meer dan alledaagse problemen of zorgen.71-80 Als er symptomen aanwezig zijn, zijn het voorbijgaande en te verwachten reacties op psychosociale stressoren (bijv. concentratieproblemen na ruzie met het gezin); niet meer dan een lichte beperking in het sociale, beroeps- of schoolfunctioneren (bijv. tijdelijk achterblijven bij schoolwerk) 61-70 Enkele milde symptomen (bijv. depressieve stemming en milde slapeloosheid) of enige moeite met sociaal, beroepsmatig of schoolfunctioneren (bijv. af en toe spijbelen of diefstal binnen het huishouden), maar functioneert over het algemeen redelijk goed, heeft enkele zinvolle interpersoonlijke relaties. 51-60 M ijdele symptomen (bijv. vlak affect en omslachtig spreken, incidentele paniekaanvallen) of matige problemen met sociaal, beroepsmatig of schoolfunctioneren (bijv. weinig vrienden, conflicten met leeftijdsgenoten of collegas). 41-50 Ernstige symptomen (bijv. Zelfmoordgedachten, ernstige obsessionele rituelen, veelvuldig winkeldiefstal plegen) of een ernstige beperking in het sociale, beroepsmatige of schoolfunctioneren (bijv. Geen vrienden, niet in staat om een baan te behouden, niet kunnen werken). 31-40 Enige beperking in realiteitstesten of communicatie (bijvoorbeeld spraak is soms onlogisch, obscuur of irrelevant) of ernstige beperking op verschillende gebieden, zoals werk of school, familierelaties, beoordelingsvermogen, denken of gemoedstoestand (bijv. volwassene mijdt vrienden, verwaarloost familie en kan niet werken; kind slaat vaak jongere kinderen in elkaar, is thuis uitdagend en schiet tekort op school). 21 – 30 Gedrag wordt aanzienlijk beïnvloed door waanvoorstellingen of hallucinaties of ernstige stoornissen, in communicatie of beoordelingsvermogen (bijv. Soms onsamenhangend, buitengewoon ongepast handelen, suïcidale preoccupatie) of onvermogen om op bijna alle gebieden te functioneren (bijv. De hele dag in bed blijven, geen werk, thuis of vrienden) 11-20 Enig gevaar om zichzelf of anderen pijn te doen (bijv. zelfmoordpogingen zonder duidelijke verwachting van de dood; vaak gewelddadig; manische opwinding) of soms niet in staat om minimale persoonlijke hygiëne te handhaven (bijv. uitstrijkjes uitwerpselen) of grove verslechtering van de communicatie (bijv. grotendeels onsamenhangend of stom). 1-10 Aanhoudend gevaar om zichzelf of anderen ernstig te verwonden (bijv. Herhaaldelijk geweld) of aanhoudend onvermogen om minimale persoonlijke hygiëne te handhaven of ernstige suïcidale handelingen met duidelijke verwachting van overlijden. 0 Onvoldoende informatie