Elohim, enkelvoud Eloah, (Hebreeuws: God), de God van Israël in het Oude Testament. Een meervoud van majesteit, de term Elohim – hoewel soms gebruikt voor andere goden, zoals de Moabitische god Chemosh, de Sidonische godin Astarte, en ook voor andere majestueuze wezens zoals engelen, koningen, rechters (het oudtestamentische sjofeṭim), en de Messias – wordt in het Oude Testament gewoonlijk gebruikt voor de enige echte God van Israël, wiens persoonlijke naam aan Mozes werd geopenbaard als JHWH, of Jahweh (qv). Wanneer elohim naar Jahweh verwijst, wordt elohim heel vaak vergezeld van het lidwoord ha-, wat in combinatie de God betekent, en soms met een verdere identificatie Elohim ḥayyim, wat de levende God betekent.
Hoewel Elohim meervoud van vorm is, wordt het begrepen in de enkelvoudige zin. Dus, in Genesis de woorden: “In den beginne schiep God (Elohim) de hemel en de aarde”, Elohim is monotheïstisch van betekenis, hoewel de grammaticale structuur polytheïstisch lijkt. De Israëlieten hebben waarschijnlijk het Kanaänitische meervoud Elohim geleend en het enkelvoud gemaakt in betekenis in hun cultische praktijken en theologische reflecties.