Dramatische ironie, een literair middel waarmee het publiek of de lezer de gebeurtenissen of individuen in een werk beter begrijpt dan de personages. Dramatische ironie is een vorm van ironie dat wordt uitgedrukt door de structuur van een werk: het bewustzijn van het publiek van de situatie waarin de personages van een werk bestaan, verschilt aanzienlijk van dat van de personages, en de woorden en daden van de personages krijgen daarom een andere, vaak tegenstrijdige, betekenis g voor het publiek dan voor de personages van het werk. Dramatische ironie wordt het vaakst geassocieerd met theater, maar voorbeelden ervan zijn te vinden in de literaire en uitvoerende kunsten.
Dramatische ironie is overvloedig aanwezig in werken van tragedie. In Sophocles Oedipus Rex bijvoorbeeld weet het publiek dat de handelingen van Oedipus tragische fouten zijn, lang voordat hij zijn eigen fouten herkent. Westerse schrijvers wier werken traditioneel worden aangehaald vanwege hun bedreven gebruik van dramatische ironie zijn onder meer William Shakespeare (zoals in Othellos vertrouwen in de verraderlijke Iago in het toneelstuk Othello), Voltaire, Jonathan Swift, Henry Fielding, Jane Austen, Thomas Hardy en Henry James, onder vele anderen. Dramatische ironie is ook te vinden in werken als O. Henrys korte verhaal “The Gift of the Magi” en Anton Tsjechovs verhaal “Lady with the Dog”.
Dramatische ironie wordt vaak gecontrasteerd met verbale ironie. De eerste is ingebed in de structuur van een werk, terwijl de laatste typisch werkt op het niveau van woorden en zinnen die door het publiek of de lezers worden begrepen en die betekenissen hebben die verschillen van de woorden zelf wanneer ze letterlijk worden geïnterpreteerd. (Sarcasme kan worden beschouwd als een vorm van verbale ironie.) Dramatische ironie wordt soms ook gelijkgesteld met tragische ironie, situationele ironie of structurele ironie; van al deze termen wordt soms ook aangenomen dat ze bestaan binnen een hiërarchie die onderling nauwe betekenisverschillen vaststelt.