De relatie tussen alcohol en aanvallen is complex en veelzijdig. De prevalentie van epilepsie bij alcoholafhankelijke patiënten in westerse geïndustrialiseerde landen kan minstens driemaal zo hoog zijn als bij de algemene bevolking, terwijl de prevalentie van alcoholisme bij patiënten met epilepsie slechts iets hoger is dan bij de algemene bevolking. De drempel voor epileptische aanvallen wordt verhoogd door alcoholgebruik en daalt bij het stoppen met drinken. Als gevolg hiervan kunnen epileptische aanvallen optreden tijdens het stoppen met alcohol, meestal 6-48 uur na het stoppen met drinken. Alcohol werkt in op de hersenen via verschillende mechanismen die de aanvalsdrempel beïnvloeden. Deze omvatten effecten op de calcium- en chlorideflux door de ion-gated glutamaat NMDA- en GABA-receptoren. Tijdens langdurige intoxicatie past het CZS zich aan de effecten van alcohol aan, wat resulteert in tolerantie; deze adaptieve effecten lijken echter van voorbijgaande aard te zijn en verdwijnen nadat de alcoholconsumptie is gestopt. Hoewel de relatie tussen aanvallen en alcoholgebruik waarschijnlijk dosisafhankelijk en oorzakelijk is, suggereren de beschikbare klinische gegevens niet dat alcoholgebruik leidt tot het ontstaan van aanvallen. Een genetische aanleg voor aanvallen van alcoholontwenning is echter mogelijk. Andere aanvallen bij alcoholafhankelijke personen kunnen het gevolg zijn van gelijktijdige metabole, toxische, infectieuze, traumatische, neoplastische en cerebrovasculaire aandoeningen en zijn vaak partieel beginnende aanvallen. Alcoholmisbruik is een belangrijke oorzaak van status epilepticus (9-25% van de gevallen), wat misschien wel het allereerste type aanval is. Een snelle behandeling van aanvallen van alcoholontwenning wordt aanbevolen om status epilepticus te voorkomen. Tijdens het ontgiftingsproces kunnen primaire en secundaire preventieve maatregelen worden genomen. Een meta-analyse van gecontroleerde onderzoeken voor de primaire preventie van aanvallen van alcoholontwenning toonde een zeer significante risicovermindering aan voor aanvallen met benzodiazepinen en anti-epileptica en een verhoogd risico met antipsychotica. Een meta-analyse van gerandomiseerde, placebogecontroleerde onderzoeken voor de secundaire preventie van aanvallen na stopzetting van alcohol toonde aan dat lorazepam effectief was, terwijl fenytoïne niet effectief was. Omdat onthoudingsaanvallen niet terugkeren als de patiënt onthoudt, is langdurige toediening van anti-epileptica niet nodig bij abstinente patiënten. De eerste aanval die geen verband houdt met het stoppen met alcohol mag niet resulteren in permanente medicamenteuze behandeling bij een alcoholafhankelijke patiënt, vanwege de slechte therapietrouw en de grote kans op remissie. De behandeling van alcoholafhankelijkheid is belangrijker en moet prioriteit krijgen voordat nieuwe aanvallen worden voorkomen.