13 Als ik in de talen (A) van mensen of engelen spreek, maar liefde, ik ben slechts een galmende gong of een kletterende cimbaal. 2 Als ik de gave van profetie heb (B) en alle mysteries (C) en alle kennis kan doorgronden, (D) en als ik een geloof (E) heb dat bergen kan verzetten, (F) maar geen liefde heb, ben niets. 3 Als ik alles wat ik bezit aan de armen (G) geef en mijn lichaam overgeef aan ontberingen waar ik op kan roemen, (H) maar geen liefde heb, win ik niets.
8 Liefde faalt nooit. Maar waar er profetieën zijn, (V) zullen ze ophouden; waar tongen zijn, (R) zullen ze worden verstild; waar kennis is, zal het voorbijgaan. 9 Want we weten gedeeltelijk (S) en we profeteren gedeeltelijk, 10 maar wanneer volledigheid komt, (T) verdwijnt wat gedeeltelijk is. 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, ik dacht als een kind, ik redeneerde als een kind. Toen ik een man werd, legde ik de manieren van kindertijd (U) achter me. 12 Voorlopig zien we alleen een weerspiegeling als in een spiegel; (V) dan zullen we van aangezicht tot aangezicht zien. (W) Nu weet ik gedeeltelijk; dan zal ik het volledig weten, zelfs zoals ik volledig bekend ben. (X)
13 En nu blijven deze drie: geloof, hoop en liefde. (Y) Maar de grootste hiervan is liefde. (Z)